Gehechtheid

Hechting (of gehechtheid) wordt vooral de laatste jaren gezien als zeer belangrijk voor de ontwikkeling van het kind, als bepalend voor het welzijn van het kind maar ook voor het leven van de volwassene. Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie sprak van hechting gedurende het hele leven (from the cradle to the grave). Iedere ontwikkelingsfase, ook de volwassenheid, vraagt om gehechtheid.

Bij gehechtheid gaat het om een langdurige en liefdevolle band waarbij de ander uniek is en niet te verwisselen (Ainsworth, 1967), het gaat om een band die duurzaam en continu is. Bij gehechtheid gaat het ook om wederkerigheid: een interpersoonlijk aspect. Vanaf het eerste levensbegin is er wederkerigheid in de interactie met het kind, zoals de baby die vader of moeder imiteert. De ervaren interacties tussen het kind en zijn ouders, vormen het innerlijk werkmodel van het kind. Dat werkmodel kan onderzocht worden en duidelijk maken welke interacties een kind ervaren heeft, wat de gehechtheidswijze van het kind is.

Vanaf het begin zoekt het kind de nabijheid van een volwassene. Er is een bereidheid zich te hechten. Voor het overleven is dat noodzakelijk, opmerkelijk is dat een kind zich niet hecht aan degene die hem eten en drinken geeft maar aan degene die het sociale contact met hem heeft (Bowlby, 1984).

Recente onderzoeken (zie literatuur) tonen aan dat veilige gehechtheid positieve gevolgen heeft voor sociale relaties, voor de stemming, voor het geaccepteerd zijn en voor de zelfstandigheid van het jonge en basisschoolkind. Daarbij geeft veilige gehechtheid een positieve zelfwaardering zowel voor kinderen als voor jongeren. Ook bij jongeren is een verband geconstateerd tussen veilige gehechtheid en sociale relaties, vriendschappen en de ontwikkeling naar intieme relaties.

Lees verder: Gehechtheidsproblemen | Behandelvormen